Als men zo’n twintig, vijfentwintig jaar geleden in een antroposofisch gezelschap de naam Krishnamurti uitsprak, wekte dat altijd op zijn zachtst gezegd bevreemding, maar toch vooral ergernis. Die Krishnamurti, dat was toch die Indiase knaap, die door de leiders van de Theosofische Vereniging tot de nieuwe Wereldleraar, tot de op aarde terugkerende Christus was uitgeroepen? Hij zou de derde incarnatie op aarde moeten worden van de Lord Maitreya, die thans in de Himalaya woonde, maar eerder als Krishna en vervolgens als Jezus op aarde had vertoefd. En dat alles dan op aanwijzing van de Mahatma’s- de Meesters.

Dit, volgens Steiner, onaanvaardbare gebeuren, was de oorzaak geweest van zijn breuk met de Theosofische Vereniging. Hij nam zijn ontslag als Secretaris-Generaal en enkele maanden later (in 1911) werd hij ook als lid geroyeerd. En daar kwam weer uit voort, dat in 1912 de Antroposofische Vereniging werd opgericht.

Krishnamurti werd in 1909 samen met zijn broertje Nitya, drie jaar jonger dan hij, spelend op het strand van de Indische Oceaan, door Charles Leadbeater ‘ontdekt’. Deze zag om het verwaarloosde, broodmagere kind een zo wonderschone aura, zoals men die bij normale menselijke wezens niet aantreft. Ook bij Nitya was die aura ongewoon, maar toch niet zo uitgesproken als bij Krishnamurti. Het leed dan ook geen twijfel, volgens Leadbeater, of dit kind was voorbestemd om de nieuwe Lord Maitreya te worden, het voertuig van de wederkerende Christus. (Die wederkomst van Christus op aarde in de twintigste eeuw was reeds voorspeld door Helena Petrovna Blavatsky, de stichtster van de Theosofische Vereniging.) 

Annie Besant was in die tijd in Engeland en hoorde het nieuws pas veel later. Niet eens van Leadbeater persoonlijk, maar van iemand die zojuist in Adyar geweest was en Annie Besant in Londen ontmoette. Waarschijnlijk zat Leadbeater er toch wel een beetje mee, hoe hij nu de afspraak met het eerste ‘voertuig’ moest honoreren. Maar toen Besant na enkele maanden zelf naar India kwam bleek zij even overtuigd en stralend enthousiast als haar grote geestverwant. Thans was het dus de taak van de Theosofische Vereniging om deze verheven plicht op zich te nemen. En alle grote voorbereidselen daartoe moesten nu worden gemaakt.

Van het begin af aan werd besloten om de Nitya en Krishnamurti bij elkaar te laten. Temeer omdat de laatste, die uitgesproken dromerig en traag voor zijn leeftijd was, absoluut niet buiten zijn broertje kon. Deze had een snelle en weerbare natuur en was altijd vol zorg voor de apathische Krishnamurti.
Jiddu Krishnamurti werd in een klein gehucht in de omgeving van Madras geboren. Hij was het achtste kind van een familie die tot een streng Brahmaanse kaste behoorde. Zijn vader die aanvankelijk een positie bij het Britse departement bekleedde, kreeg na zijn pensionering, op eigen verzoek, een klein administratief baantje bij de Theosofische Vereniging. In verband daarmee werd hem een armzalig huisje toegewezen in Adyar, op het terrein van het hoofdkwartier van de Theosofische Vereniging, waarheen hij met de vier hem overgebleven zonen verhuizen moest. Vandaar dat de ontmoeting tussen Leadbeater en de twee knapen aldaar op het strand van de Indische Oceaan kon plaats vinden.

Voor de vader Narianiah, betekende het vanuit zijn Brahmaanse geloofsovertuiging een grote strijd, om twee van zijn zonen aan de Theosofische Vereniging af te staan. Temeer daar bij de Brahmanen, de Europeanen bizonder laag stonden aangeschreven. Zij werden gerangschikt onder de laagste kaste der ‘untouchables’, de onaanraakbaren. Zodra er ook maar een schaduw van een van hen in hun huis naar binnen was gevallen, moest alles tot op de bodem worden gereinigd. Maar tegelijkertijd streelde het zijn ijdelheid in hoge mate dat zijn zonen kennelijk, zij het dan ook om voor hem onbegrijpelijke oorzaken, zo hoog stonden aangeschreven. Krishnamurti werd zelfs een zekere goddelijkheid toegekend.
Tevens zag hij ook heel goed in, dat de kinderen sinds de dood van hun moeder een totaal verwaarloosd bestaan hadden geleid en aan alles te kort waren gekomen. Zodat het feit dat geld noch goed gespaard zouden worden om de jongens een aan hun geestelijke toekomst verplichte eer te bewijzen, een aantrekkelijk vooruitzicht vormde. Dus binnen niet al te lange tijd gaf hij toestemming, opdat althans Annie Besant het tweetal zou adopteren en dat zij in Engeland zouden worden opgeleid.

Maar de vader van het tweetal kreeg spoedig spijt van zijn besluit. Steeds meer geruchten bereikten hem over de homosexuele neigingen van Leadbeater, waarvoor deze jaren geleden in Engeland al eens veroordeeld was geweest. In October 1912 deed hij Annie Besant en Leadbeater een proces aan en eiste de teruggave van zijn kinderen. Dit proces had nog heel wat voeten in de aarde. Men zou denken dat een arm Indiaas ambtenaartje geen schijn van kans zou hebben tegenover de machtige Theosofische Vereniging. Maar een groot deel van de Indiase publieke opinie koos dankzij een bekend dagblad partij voor de vader. En het duurde nog tot Mei 1914, voordat Annie Besant, door manipulaties van sluwe advocaten, het proces won. Van toen af aan was de rol van Naraniah definitief uitgespeeld. De knapen waren inmiddels al jaren uit India weg. Annie Besant was nog wel zo galant om de proceskosten voor haar rekening te nemen, hoewel die formeel door de vader hadden moeten worden betaald.

In het begin waren de leden van de Theosofische Vereniging in Adyar helemaal niet gelukkig met de uitverkiezing van het allerminst aantrekkelijke ‘voertuig’ van de Lord Maitreya. Krishnamurti was, behalve dat hij wonderschone ogen had met zware wimpers, een ziekelijk afstotend-mager kind. Zijn broertje en hij waren zo vervuild dat de luizen tot in hun wenkbrauwen zaten. Daarbij was hij volgens zijn onderwijzer op de rand van imbeciel. Meestal stond hij roerloos te staren met zijn mond open, totdat Leadbeater hem na herhaalde waarschuwingen op een gegeven moment een flinke kaakslag gaf. Maar toen het tweetal onder de hoede van Leadbeater en zijn personeel kwam, veranderde hun toestand snel. Goede voeding, hygienische verzorging en smetteloos witte gewaden deden wonderen. Het haar van Krishnamurti, dat volgens Brahmaanse traditie in een staart boven op zijn hoofd groeide, terwijl de hoofdhuid verder kaalgeschoren was, groeide snel tot op zijn schouders, werd in het midden gescheiden en was dik en glanzend. Zijn tanden werden rechtgezet en langzaam maar zeker ontpopte hij zich tot een opvallende schoonheid. Bij Nitya was dat allemaal wat minder spectaculair maar dat nam niet weg dat hij Krishnamurti in intelligentie ver overtrof. Helaas werd hij geboren met een linkeroog dat bijna blind was en waar (althans toen) niets aan te doen bleek. Maar het was practisch niet zichtbaar. Hij had een grote charme en zij vormden samen een heel bizonder paar.

Waren zij echter niet in wezen twee weerloze schapen, die van de ene slachtbank naar de andere werden gevoerd? Zowel in de verstikkende wetten van de Brahmaansche traditie, als door het fanatisme van de Engelse theosofie, werden zij door machthebbers misbruikt. Wat moet er in een kind als Krishnamurti gebeurd zijn? Een angstig ziekelijk wezen van Oosterse signatuur, die van het rijke Westen te horen krijgt, dat hij bestemd is om de komende Christus te worden en daartoe onder onvoorstelbare druk wordt gezet? Wat wist deze knaap van de Christus? Wat moet daar in deze ziel hebben plaatsgevonden? Nooit zal men daar achter komen.

Natuurlijk zijn de occulte krachten die werkzaam waren in fenomenen als Madame Blavatsky, Annie Besant en Charles Leadbeater, kortom in de hele Theosofische Vereniging, veel te aantoonbaar en onontkoombaar, dan dat men zonder meer zou kunnen zeggen dat bijvoorbeeld Leadbeater zich in de uitverkiezing van Krishnamurti zou hebben ‘vergist’.
Men zal vergeefs zoeken in de wereldgeschiedenis naar een exemplaar van het menselijk geslacht dat, terwijl het door tienduizenden wordt aanbeden, bezittingen heeft over diverse continenten, totaal op eigen kracht met dit alles breekt. Het was omstreeks zijn drieëndertigste jaar in 1929. Heeft ooit een mens die zoveel macht bezat ‘zowel in de hemel als op aarde’, deze macht zo definitief teruggewezen? Hij wees het wereldleraarschap af, hij wilde geen volgelingen, geen rijkdommen. Hij wilde maar één ding: vrij zijn en mensen vrij maken maar alleen als zij dit zelf wilden. En gedurende zijn hele lange leven is hij hier nooit meer op teruggekomen.

Een mens zou wel een bijzonder groot inlevingsvermogen moeten hebben wanneer hij zich, al was het maar bij benadering, zou kunnen voorstellen wat het moest inhouden voor twee Indiase knapen, schuw en verwaarloosd, om plotseling in de meest sophisticated kringen van de Britse society als vorst te worden ingehaald. Nog voordat Annie Besant het nieuwe ‘voertuig’ had ontmoet, was Leadbeater al bezig geweest met de vorige levens van Krishnamurti op te sporen. Iedere keer wanneer hij gedurende een uur zijn hand op Krishnamurti’s hoofd legde, kreeg hij een visioen van een vorige incarnatie. Hij sprak dan luid uit wat hij aanschouwde en zijn secretaris nam dat op in steno.
In November van het jaar 1909 had Leadbeater reeds twintig levens ‘klaar’ en in het volgende jaar kwamen er nog tien bij. Deze ‘Thirty Lives of Alcyone’ begonnen te verschijnen in het tijdschrift The Theosophist in April 1910. Krishnamuri’s naam in elf van deze levens was Alcyone. De tijdsruimte waarin zich die incarnaties afspeelden strekte zich uit van 22662 voor Christus tot A.D. 664. Snel werd hiervan een boek uitgegeven, dat met groot succes werd verkocht.

Annie Besant verscheen ook regelmatig in deze ‘Levens’ onder het pseudoniem van Heracles. Leadbeater was Sirius, Nitya Miras, Krishnamurti’s moeder figureerde als Omega, zijn vader als Antares, Hubert van Hook was ook een niet onverdienstelijk rolletje toebedeeld. Hij was Orion. Nog veel meer mensen werden onder pseudoniem in de ‘Levens’ gebracht en dit gaf aanleiding tot veel jaloezie en opschepperij. ‘Ben jij in de ‘Levens’?’ was een veelgehoorde vraag van theosofen aan elkaar. En, zo ja, ‘hoe dicht was jij dan met Alcyone verbonden?’ En iedereen was diep onder de indruk van de weergaloze helderziendheid van Leadbeater.

In deze proeftijd werden de knapen ’s nachts als zij sliepen gedurende vijftien minuten in hun astrale lichamen ‘meegenomen’ door Leadbeater om de meesters in Tibet te bezoeken. Al spoedig werd Krishnamurti bij de Lord Maitreya toegelaten en de datum van zijn eerste inwijding vastgesteld op 11 Januari 1910. Hetgeen betekende dat de kandidaat als leerling door de meesters werd aangenomen.
Toen Krishnamurti op de ochtend van de bewuste elfde Januari weer in zijn lichaam ‘ontwaakte’, riep hij: ‘I remember, I remember!’ Van toen af aan beschreef hij in gebrekkig Engels, met de hulp van Leadbeater alles wat hij bij de Lord Maitreya had meegemaakt. Leadbeater heeft altijd bezworen dat dit Krishnamurti’s eigen woorden waren. Al deze ervaringen werden uitgegeven in een boekje, ‘At the Feet of the Master’, dat in dertig talen werd vertaald en nog steeds wordt herdrukt.

Annie Besant vertrok in 1911 voor de eerste keer met Krishnamurti en Nitya naar Engeland. Zij arriveerden in Londen op Charing Cross Station. Een grote massa volgelingen en nieuwsgierigen waren daar verzameld om ze te ontvangen. Allen verkeerden in intense opwinding, want iedereen wist dat Mrs. Besant Alcyone mee zou brengen. Het was dan ook geen geheim welke deze in de toekomst bestemd was te vervullen.

Lady Emily Lutyens, die de verzorging van het tweetal op zich zou nemen, beschrijft haar eerste indruk van Alcyone: ‘Ik zag niemand anders dan hem. Een vreemde verschijning met enorme zwarte ogen die een lege blik hadden. Hij droeg een Norfolk jasje. Mrs. Besant had de grootste moeite om hem het perron over te krijgen zonder dat de menigte hem platdrukte.’ Vanaf dat moment werd ook het leven van Emily door hem bepaald. Zij verwaarloosde haar man en haar vijf kinderen, zij had hem hartstochtelijk lief, eerst als een moeder haar kind, toen als een volgeling zijn meester, en tenslotte, toen hij met alles en iedereen – dus ook met haar – gebroken had, als iemand die zij niet meer kon begrijpen en die al haar illusies en idealen in rook had doen vervliegen.
Er bestaan vele brieven van Krishnamurti uit die jaren, zowel aan Mrs Besant als aan Lady Emily, die behalve dat de taal uiteraard zeer gebrekkig was, naar mijn stellige indruk voortkwamen uit grote angst. In deze vrouwen zocht hij duidelijk de steun die een angstig opgejaagd kind zoekt bij zijn moeder. En allebei bezaten zij, misschien onbewust of ondanks het feit dat hij immers de Lord Maitreya moest worden, een grote moederlijke warmte en tederheid voor hem, zodat hij toch in de waanzinnige kermis waarin hij verkeerde een soort houvast aan hen had.

Het leven dat voor Krishnamurti en Nitya met hun aankomst in Londen begon, was dat van dure reizen, luxueuze hotels, chique appartementen, alle mogelijke soorten van blanke zowel als indiaase gouverneurs en butlers. Eén ding stond al spoedig vast, dat Nitya uitgesproken briljant was en al zijn examens moeiteloos aflegde. Hij sprak in korte tijd vloeiend Engels, terwijl Krishnamurti niet alleen dom was, maar ook lui en vooral belangstelling had voor motorrijden, tennissen, en alles wat technisch was. Wat niet wegnam dat de relatie tussen de broers altijd even harmonisch bleef en ze elkaar niet konden missen. Als de beide hindoeknapen met hoge hoeden en wandelstokjes volgens de laatste mode gekleed, één en al chic en élégance, door de dure buurten van Londen flaneerden, baarden zij groot opzien. Zij bezochten renbanen, theaters en vooral bioscopen. Maar het feit dat Krishnamurti dus niet in staat was om een klassieke Engelse opleiding te volgen, zelfs zakte voor de toelatingsexamens voor Oxford en Cambridge, had toch tot gevolg dat Nitya in Londen moest studeren en dat Krishnamurti dan weer hier en dan weer daar bij rijke theosofen uit logeren werd gestuurd, die hem natuurlijk enerzijds vereerden, maar anderzijds geen raad met hem wisten.

Annie Besant en Leadbeater waren in die tijd hoofdzakelijk in het buitenland om de vereniging ook daar te doen bloeien en groeien en de komst van de Lord Maitreya voor te bereiden. De relatie tussen de komende Lord en zijn ‘dienaren’ werd echter duidelijk minder innig. Krishnamurti en Leadbeater schreven elkaar helemaal niet meer. Leadbeater heeft in die tijd in Amerika gezegd dat de ‘coming’ niet door ging. Hij bleek bovendien in Adyar inmiddels al weer een nieuw ‘voertuig’ te hebben gevonden, een dertien jaar oude schoonheid, Rayagopal, die volgens Leadbeater in zijn laatste leven Bernardus van Clairveaux was geweest en in zijn volgende incarnatie een Boeddha zou worden, dus hoger dan Krishnamurti. Deze Rayagopal zou veel later de secretaris van Krishnamurti worden.

Toen de wereldoorlog uitbrak in 1914 wilde Krishnamurti niets liever dan als vrijwilliger dienst nemen. Maar dit werd hem door Annie Besant ten strengste geweigerd. Nitya was in die tijd bezig een bedrijf op te bouwen dat zich toelegde op het importeren van vrachtauto’s en tractoren naar India. Maar ook dat werd hem verboden. Hij mocht zich alleen op zijn studie concentreren.

Men kan ook duidelijk waarnemen dat vanaf het moment dat een schatrijke invalide theosofe, Mary Dodge, Krishnamurti een vast jaargeld ter beschikking stelde voor zijn hele verdere leven, hij duidelijk in de toon van zijn brieven onafhankelijker en zelfstandiger wordt. Hij gelooft nog wel in de meesters, maar verzet zich tegen dingen in de Theosofie die hij als ‘monsterlijk’ ervaart. Af en toe begint hij bij bepaalde theosofische samenkomsten te spreken en wekt daarbij nogal wat opschudding.

Maar dan komen er moeilijkheden. Nitya die altijd al aan zijn ogen leed, begint nu ernstige pijnen te krijgen, gepaard gaande met krampen in zijn hoofd. Hij mag nog maar een uur per dag studeren en Krishnamurti maakt zich ernstige zorgen. En dan begint in 1922 in Ojai in Californië het vreselijke proces waarbij Krishnamurti dagenlang aan een vreemde en angstwekkende marteling is overgeleverd, waarna hij nooit meer dezelfde zal zijn. Dit gaat met tussenpozen jarenlang door. Als hij voor de eerste keer na drie dagen en nachten over de grond te hebben gekropen en het uitgejammerd te hebben weer tot zichzelf komt, wankelt hij naarbuiten, gaat onder een Boeddhiboom zitten en stamelt: ‘I am God-intoxicated.’

De komende jaren worden steeds problematischer. In de eerste plaats omdat Krishnamurti duidelijk kritischer wordt ten aanzien van de hem omringende theosofische wereld. (Hoewel, merkwaardig genoeg, de verhouding tussen Annie Besant en hem altijd liefdevol is gebleven. Ook na zijn ontbinding van de Orde van de Ster van het Oosten heeft hij altijd geprobeerd, althans in hun persoonlijke relatie, om haar gevoelens zoveel mogelijk te sparen. In zijn brieven noemde hij haar tot aan haar dood: ‘Amma’ en ‘Mijn eigen liefste moeder.’ En toen zij volkomen dement was zat hij aan haar bed en zong voor haar.) Hij begint meer openbare voordrachten te houden en ook administratief werk te doen. Tenzij hij weer door een nieuw stadium van het ‘proces’ wordt gepakt.

Daarbij komt dat Nitya om de haverklap bloed opgeeft en blijkt tuberculose te hebben. Daaraan is het dan ook dat hij in 1925 sterft.
In die zomer was Krishnamurti met hem in Californië. Maar toen wilde Mrs. Besant dat Krishnamurti naar India ging om daar voordrachten te houden. Hij vertrok met grote tegenzin omdat hij bij zijn broer wilde blijven. Van alle kanten werd hem echter verzekerd dat de Meesters Nitya zouden doen genezen. Toen het schip waar hij op voer, de ‘Ormuz’, op 13 November het Suez kanaal bereikte, kwam s’nachts in een vliegende storm een telegram waarin de dood van Nitya werd vermeld.
De unieke tragische levenstocht van twee onafscheidelijken was allang begonnen. Deze tocht voerde de een al spoedig naar de dood. En de ander, Krishnamurti, door deze hartverscheurende slag, op het meedogenloze pad van de zelfkennis. Een week lang verkeerde Krishnamurti in een onbeschrijfelijke staat. De mensen die met hem op het schip waren, hoorden hem snikken en kreunen en roepen om Nitya, dikwijls in zijn geboortetaal, het Teluga, wat hij als hij bij bewustzijn was niet meer kende. Eindelijk sprak hij de eerste woorden: ‘Mijn broer en ik zijn één. Op het fysieke plan konden we gescheiden worden, maar van nu af aan zijn we onafscheidelijk. Als Krishnamurti heb ik nu een groter doel, groter vertrouwen en meer liefde, want het Wezen van Nityanda is nu ook het mijne.’
Krishnamurti had een innerlijke revolutie doorgemaakt. Vrienden die hem van de boot kwamen halen, zeiden dat hij van een magistrale schoonheid was en dat zijn ogen straalden.
De werkelijke Krishnamurti was geboren.

In 1929 brak hij voor duizenden toehoorders in Nederland (Ommen) in een grootse redevoering als leider van de Orde van de Ster van het Oosten, met zijn reputatie als Wereldleraar en in 1930 met de hele Theosofische Vereniging. En wat mij altijd verbaasd heeft is, dat het feit dat hij hiermee op universeel niveau bevestigde wat Steiner al in 1911 beweerd had, nooit enige aandacht heeft gekregen in Antroposofische kringen.

In de vier jaren die lagen tussen de dood van zijn broer en de ontbinding van de Orde van de Ster, wist Krishnamurti zich totaal te bevrijden. Niet alleen uit de kerkers van de theosofische onderwereld, maar van alles wat de mens vanaf zijn ontstaan in de verre oudheid in boeien en kettingen geslagen had. Enerzijds zijn instinct tot macht dat hij zowel op de meest gewelddadige als op de meest subtiele manier tracht te bevredigen, anderzijds zijn instinct om bedevaartsoorden te stichten en later tempels, kerken en kathedralen om daar in georganiseerde systemen zijn goden te aanbidden.

Krishnamurti werd een geniaal ziener, een groot spiritueel leraar die iedere autoriteit afwees. Hij noemde zichzelf een gewone man (just the chap on the platform), een wegwijzer waarbij men niet stil moest blijven staan. Gedurende zestig jaren leerde deze ‘gewone man’ met ongewone konsekwentie en in een formidabel pregnante taal dat de mens zich alleen vrij kan maken van begeerte, jaloezie en machtsdrift, die allen tot vijandschap leiden, door de weg van de zelfkennis te gaan.
In zijn toespraak in Ommen in 1928 zei hij onder andere, toen al vooruitlopende op het ontbinden van de Orde van de Ster: ‘Ik wil geen volgelingen, ik verafschuw het idee dat iemand zich mijn discipel zou noemen. Wees liever de discipel van het begrip dat het resultaat is van diep denken en liefde. Wees de discipel van je eigen begrip.

Mrs. Besant die zichzelf nog een jaar tevoren zijn ’toegewijde discipel’ had genoemd, moest nu horen dat hij het idee van discipelschap afwees. Het volgende jaar, het grote beslissende jaar, zat zij gedurende zijn toespraak niet zoals anders naast hem op het podium, maar op de grond achter in de zaal. Kort daarna stortte zij in en verloor totaal haar geheugen. Zij leefde nog tot 1934. Sommige theosofen beweerden dat dat het gevolg was van de schokken die zij de laatste jaren door de ontwikkeling van het voertuig van de Lord – want daarin geloofde zij nog steeds – had moeten doorstaan.

In zijn toespraak(volgt onder dit artikel) van 1929 zegt hij onder andere: ‘Vrienden, vraag niet wie ik ben, je zult het nooit weten. Als ik zeg dat ik de Christus ben maken jullie een nieuwe autoriteit. Als ik zeg dat ik het niet ben, kreëren jullie een andere. Denken jullie dat waarheid iets te maken heeft met wat jullie denken dat ik ben? Jullie zijn niet geïnteresseerd in de waarheid, maar in het vat dat de waarheid in zich draagt. Jullie willen het water niet drinken, maar willen de bron onderzoeken waar het water uit tevoorschijn komt. Drink het water als het zuiver is. Ik zeg tot jullie: ik ben het zuivere water. En jullie vragen mij: wie ben je?’
‘Noch Boeddha noch Christus hebben ooit goddelijkheid voor zich opgeëist of gewenst een religie te stichten. Het zijn hun volgelingen die dat deden, na hun dood.’

Nadat ik mij vanaf mijn twintigste jaar in Krishnamurti heb verdiept en enige persoonlijke ontmoetingen met hem heb gehad, kwam ik in de jaren zestig in aanraking met Rudolf Steiner. En hoe meer ik mij met hem bezighield, hoe vaker de gedachte bij mij opkwam dat, als Steiner nú geleefd had, hij veel dingen precies hetzelfde gezegd zou hebben als Krishnamurti. In de eerste plaats ben ik ervan overtuigd dat de meer dan een halve eeuw die ligt tussen datgene wat Steiner toen zei en wat hij nu zou zeggen, een niet in woorden uit te drukken verschil maakt. Laten we alleen maar de tweede wereldoorlog en het vernietigen van zes miljoen joden noemen. Ieder mens die zich uitsluitend blijft oriënteren op de uitspraken van Steiner van toen, heeft in mijn ogen niets meer met Steiner te maken. Steiner heeft ook altijd beweerd dat Antroposofie vóór alles verandering betekent. In zijn voordrachtencyclus Die Sturz der Geister der Finsternis zegt hij: ‘De realiteit is, dat er in de wereld niets bestaat dat absoluut genoemd kan worden. Voor de mensheid is niets schadelijker dan het geloof in absolute idealen omdat deze de ontkenning vormen van de ontwikkeling van de mensheid. Wat vandaag de waarheid is, is morgen een leugen.’

En in de Philosophie der Freiheit formuleert hij zijn motief tot handelen aldus: ‘Slechts wanneer ik mijn liefde tot het object volg, dan ben ik het zelf die handelt. Ik handel op deze trap van moraliteit niet, omdat ik een macht boven mij erken, niet de uiterlijke autoriteit, niet een zogenaamde innerlijke stem. Ik erken voor mijn handelen geen uiterlijk principe, omdat ik in mijzelf de grond van het handelen, de liefde tot de daad, heb gevonden. Ik ga niet met mijn verstand te rade of mijn daad goed of slecht is; ik breng haar ten uitvoer omdat ik haar uit liefde doe. Zij wordt ‘goed’, wanneer mijn in liefde gedompelde intuïtie zich op de juiste wijze in de intuïtief te beleven samenhang der wereld invoegt, ‘slecht’, wanneer dit niet het geval is. Ik vraag mij ook niet af: hoe zou een ander in mijn geval handelen? doch ik handel zoals ik, deze op-zichzelf-gestelde-individualiteit naar omstandigheden wil. Geen algemene plichtplegingen, geen algemene zede, geen conventie.’

Dit alles zou evengoed van Krishnamurti hebben kunnen zijn. Mijn persoonlijke overtuiging is, en daar komt eigenlijk dit hele artikel uit voort, dat Steiner en Krishnamurti, deze twee Reuzen van de Geest, die in wezen een totaal nieuwe mens aankondigen, fundamenteel met elkaar verwant zijn. Want wat doet Krishnamurti anders dan appelleren aan wat Steiner omschreef als de ‘bewustzijnsziel’? En wat voor hen beiden eigenlijk de basis vormt van de manier waarop de mens zich van de totale waan waarin hij leeft zou moeten bevrijden, is het overal terugkomende: leer jezelf kennen, dan leer je de wereld kennen; leer de wereld kennen, dan ken je jezelf.

Steiner zegt bijvoorbeeld over de zelfkennis (in zijn boekje Een weg naar Zelfkennis): ‘De dwaling waarin men leeft, is een deel van het zieleleven zelf geworden. Men ís de dwaling. Men kan de fout niet eenvoudig verbeteren, want men mag denken zoals men wil, de fout is er, is een deel van de werkelijkheid en wel van de eigen werkelijkheid. Een dergelijke belevenis heeft iets vernietigends voor het eigen zelf. Men voelt zijn innerlijkheid smartelijk teruggestoten door alles, waar men naar verlangt. Deze smart overtreft verreweg alles, wat men in de zintuiglijke wereld aan smart kan ondervinden. En daarom kan deze ook uitgaan boven alles waar men tegen opgewassen was door het zieleleven dat men tot nu toe had. De ziel staat voor de bange vraag: waar moet ik de krachten vandaan halen om te verdragen wat mij daar is opgelegd? En zij moet binnen haar eigen leven deze krachten vinden. Dergelijke krachten krijgt men alleen door ware zelfkennis.’

Krishnamurti hield op dit gebied zijn luisteraars een onbarmhartiger spiegel voor. Een toehoorder die zich verstoutte om te beweren, dat zijn leven gericht was op het zoeken naar waarheid, kreeg ten antwoord: ‘The truth? The truth will be a kick in the pants, Sir!’

Steiner zegt in zijn Credo (Der Einzelne und das All): ‘Wat uit de zinnelijkheid, de driften, begeerte en hartstocht voortkomt, komt uit het egoïstische individu. Daarom moet de mens dit zelfzuchtige willen in zichzelf doden. Laat het egoïsme verdwijnen en volg slechts de stem van de idee in jezelf, want dat is het goddelijke. Wij zijn in die mate onsterfelijk, voorzover wij het zelfzuchtige in ons laten sterven. Het sterfelijke in ons is de zelfzucht. Dat is de ware betekenis van de uitspraak: “Wie niet sterft, vóórdat hij sterft, die bederft als hij sterft”. Dat betekent, wie niet het egoïsme in zich laat ophouden wanneer hij leeft, heeft geen deel meer aan de onsterfelijkheid. Diegene is nooit geweest, heeft geen waarachtig wezen gehad.’ In de karmavoordrachten voegt hij daar als het ware nog aan toe: ‘De mensen gaan met veel meer haat, of op zijn minst veel meer antipathie door de wereld dan zij denken.’

Krishnamurti zegt onder andere in dit verband: ‘Wij zijn agressief, gewelddadig, jaloers en vol haat. Wij doden en martelen om te overleven, zoals wij dat altijd gedaan hebben. Niets in de menselijke natuur is door de beschaving veranderd. Alles waarvan wij denken dat het leven is, is het leven niet.’ Zijn meest kernachtige formulering omtrent dit thema luidt: ‘You think you love, but you hate.’

Steiner spreekt in zijn boekje, Hoe werken de Engelen in ons Astrale Lichaam? over de Romeinse kerkvader Tertullianus, die leefde in de derde eeuw na Christus: ‘Hij is vooral door onze materialistische cultuur veracht vanwege een uitspraak die men verschrikkelijk vindt: “Credo quia absurdum est.” (Ik geloof datgene wat dwaas is, en niet datgene wat verstandig is.) Hij heeft zijn belijdenis aldus tot uitdrukking gebracht: “Gekruisigd werd de Zoon van God. Dat is geen schande, omdat het schandelijk is. Gestorven is hij aan het kruis, daarom is het geloofwaardig omdat het dwaas is. En Hij die begraven was, is opgestaan. Wij moeten het geloven, omdat het onmogelijk is.”‘

Krishnamurti zegt in verband met datgene wat mogelijk en onmogelijk is: ‘Iedereen staat altijd klaar om bij ieder idee of voorstel, dat niet tot het bekende patroon behoort, onverwijld te roepen: “Maar dat kan toch niet! Dat is immers onmogelijk! Dat doet toch niemand!” Ik vraag jullie, hebben jullie het ooit geprobeerd? Je zegt: “Het kan niet,” daarmee heb je meteen iedere mogelijkheid uitgeschakeld. Ik zeg jullie: alleen het onmogelijke kan jullie redden.’

Steiner spreekt in zijn Marcus-Evangelie over de grote toespraak van Gautama Boeddha te Benares. ‘Wat spreekt hij daar uit? Dat het hele streven van de mens erop gericht moet zijn, vrij te worden van het verlangen naar reïncarnatie, vrij te worden van de hang naar het stoffelijke bestaan, het eigen zelf zoveel mogelijk te vervolmaken, door het te bevrijden van alles wat het verbindt met het leven van de zintuigen. Het moet zich gaan verbinden met datgene wat samenhangt met zijn goddelijk-geestelijke oorsprong.’

In de grootse toespraak van 1929, staat Krishnamurti daar eigenlijk als een moderne Boeddha. Hij nam afscheid van de wereld met alle schatten die zij hem bood. De laatste woorden van die toespraak waren: ‘Het enige wat ik wil is, dat de mens vrij wordt. Absoluut, onvoorwaardelijk vrij.’
Misschien heeft het nog wel zin om te vermelden in verband met de overeenkomsten tussen Steiner en Krishnamurti, dat ook Steiner tot zijn dood een warme persoonlijke relatie met Annie Besant bleef onderhouden, in weerwil van zijn breuk met de Theosofische Vereniging. Ook hij was dus kennelijk, net als Krishnamurti, overtuigd van haar integriteit. Zoals zij het was van de hunne. Tot aan haar dood.

Eén van de oorzaken van de verschillen tussen Steiner en Krishnamurti ligt volgens mij in het feit, dat Steiner nog hoop had voor de mensheid (althans vóór de z.g. Weihnachtstagung). Krishnamurti had dat niet. Hij zei: ‘Er is heen hoop voor de mensheid. Wel voor jou en voor mij als individu. Maar er is geen hoop voor georganiseerde systemen. Niet in religieuze, niet in politieke zin.
Steiner zegt in De Dood een andere Vorm van Leven: ‘Wanneer Christus gezocht wordt, niet waar de kerken hem zoeken, maar waar Hij in werkelijkheid te vinden is, namelijk in het gebied van het lot, daar zal men Hem vinden.’ Krishnamurti: ‘De verlichting is daar, waar je bent.’

Er zijn nog veel meer overeenkomsten, maar de beschikbare ruimte om daarop in te gaan, is hier te beperkt.

Krishnamurti_Webarchief_OudOmmen

Krishnamurti heft de orde van de ster op

In 1911 had Steiner Krishnamurti in Genua kunnen ontmoeten. Alles was geregeld, maar op het laatste moment liet Annie Besant het theosofisch congres dat daar gehouden zou worden, afzeggen. Wie weet wat het teweeg zou hebben gebracht als Steiner en Krishnamurti elkaar toen in de ogen hadden kunnen zien?

Rom Landau, een engels auteur die een boek over Krishnamurti schreef en in 1935 een lang gesprek met hem had, vroeg hem bij die gelegenheid naar diens mening over Rudolf Steiner. Krishnamurti zei toen: ‘Het spijt me dat ik hem nooit heb ontmoet en zo weinig over hem weet. Alles wat ik van hem weet, vernam ik van Mrs. Besant. Zij had een grote bewondering voor zijn ongewone capaciteiten.’ -‘Maar,’ zegt Landau even later, ’toen we uit het gedoe van de mensen om ons heen waren, sprak Krishnamurti nog over Steiner, ik denk voor de eerste en laatste maal in zijn leven, als over “Een, die ons allen overtreft en die zijn weg naar Golgotha moest gaan”.’

*Samengesteld door  -Mary Noothoven van Goor-

TOESPRAAK KRISNAMURTI:

De Orde van de Ster in het Oosten werd opgericht in 1911 om de komst van de Wereldleraar aan te kondigen. Krishnamurti werd aangesteld als Hoofd van de Orde. Op 3 augustus 1929, de openingsdag van het jaarlijkse Sterkamp in Ommen hief Krishnamurti de Orde op in het bijzijn van 3000 mensen. Hieronder is de volledige tekst van de toespraak die hij maakte bij die gelegenheid.

“Deze ochtend gaan we de opheffing van de Orde van de Ster bespreken. Veel mensen zullen verheugd zijn, terwijl anderen tamelijk verdrietig zullen zijn. Het gaat er echter niet om hierover blij danwel verdrietig te zijn omdat dit onvermijdelijk is, zoals ik zal uitleggen. Wellicht kunt u zich het verhaal herinneren over de duivel en zijn vriend die op straat aan het wandelen waren. Ze zagen toen voor zich een man bukken en iets van de grond oprapen, dat bekijken en daarna in zijn zak stoppen. De vriend zei tot de duivel: “Wat heeft die man opgeraapt?” “Hij raapte een stukje van de Waarheid op”, zei de duivel. “Dat is dan een slechte zaak voor jou” zei de vriend. “O, zeker niet”, antwoordde de duivel hem, “Die laat ik hem organiseren.”

Ik beweer dat Waarheid een land zonder wegen is en dat je haar niet kunt benaderen via welke weg dan ook, niet door enige religie, door geen enkele sekte. Dat is mijn zienswijze en ik houd hier absoluut en zonder enige voorwaarde aan vast. Waarheid, die immers onbegrensd is, niet geconditioneerd, en onbenaderbaar via welk pad dan ook, kan niet georganiseerd worden. Ook zou er geen enkele organisatie gevormd moeten worden om mensen te leiden of te dwingen tot het volgen van enig pad. Wanneer je dat eenmaal begrijpt dan zal je zien hoezeer het onmogelijk is om een geloof te organiseren. Een geloof is geheel en al een individuele aangelegenheid en je kunt en moet die niet tot een organisatie maken. Wanneer je dat toch doet, dan wordt het dood, uitgekristalliseerd; het wordt een belijdenis, een sekte, een religie om op te leggen aan anderen. Dit is wat iedereen op de wereld probeert te doen. Waarheid wordt daarmee ingeperkt en tot een soort speelgoed gemaakt voor hen die zwak zijn en voor hen die slechts tijdelijk ontevreden zijn. Waarheid kan niet omlaag worden gehaald. Het individu moet juist een poging doen om naar haar op te stijgen. Je kunt niet de bergtop naar de vallei brengen. Wanneer je de bergtop zou willen bereiken, dan moet je door de vallei gaan, de steile hellingen beklimmen, zonder bang te zijn voor de gevaarlijke afgronden.

Dit is dan vanuit mijn gezichtspunt de eerste reden waarom de Orde van de Ster opgeheven zou moeten worden. Desondanks zullen jullie waarschijnlijk andere Ordes stichten en jullie zullen blijven behoren tot andere organisaties in de zoektocht naar Waarheid. Ik wil niet behoren tot enige organisatie op spiritueel gebied, begrijp dit alstublieft. Ik wil best gebruik maken van een organisatie die mij naar Londen zou brengen, bijvoorbeeld; dit is toch een ander soort van organisatie, alleen mechanisch, zoals de post of de telegraaf. Ik zou gebruik maken van een auto of een stoomboot om te reizen, dit zijn slechts fysieke mechanismes die volstrekt niets van doen hebben met spiritualiteit. Nogmaals, ik beweer dat geen enkele organisatie de mensheid naar spiritualiteit kan leiden.

Wanneer een organisatie wordt opgericht voor dat doel dan wordt ze een steunkruk, een zwakte, een vastgeketend-zijn en moet daarom het individu wel verlammen en hem beletten om te groeien, zijn uniciteit vast te stellen, die gelegen is in de ontdekking, voor zichzelf, van die absolute, onvoorwaardelijke Waarheid. Dit is dan een andere reden, omdat ik nu eenmaal het Hoofd van de Orde ben, om deze op te heffen. Niemand heeft me ertoe overgehaald deze beslissing te nemen. Dit is geen grootse daad, omdat ik geen enkele volgeling wil hebben en dit meen ik. Op het moment dat je iemand volgt dan stop je met het volgen van Waarheid. Ik houd me niet bezig met of jullie opletten bij wat ik zeg of niet. Ik wil een bepaald iets in de wereld doen en ik zal het gaan doen met niet aflatende concentratie. Voor mij is slechts één essentieel ding belangrijk: de mensheid vrij te maken. Ik wil hem vrij maken van alle kooien, van alle angsten, en geen religies stichten en nieuwe sektes, noch nieuwe theorieën en nieuwe filosofieën verkondigen. Dan vragen jullie mij natuurlijk waarom ik de hele wereld over ga, steeds voordrachten houdend. Ik zal jullie zeggen waarom ik dit doe: niet omdat ik volgelingen wil hebben, niet omdat ik een speciale groep van speciale discipelen wil. (Hoe mensen toch anders van hun medemensen willen zijn ondanks dat hun verschillen lachwekkend, absurd en triviaal mogen zijn! Ik wil deze absurditeit niet aanmoedigen.) Ik heb geen discipelen, geen apostelen, noch op aarde, noch op het gebied van spiritualiteit. Ook is het niet de verlokking van het geld of het verlangen om een comfortabel leven te leiden die me aantrekt. Wanneer ik een comfortabel leven zou willen leiden dan zou ik niet naar een Kamp komen of in een vochtig land verblijven! Ik spreek vrijuit want ik wil dit geregeld hebben voor eens en altijd. Ik wil deze kinderachtige discussies niet, jaar na jaar.

Een verslaggever van een krant die me interviewde beschouwde het als een grootse daad om een organisatie op te heffen van duizenden en duizenden leden. Voor hem was dit een grootse daad omdat zoals hij zei “Wat zal je daarna gaan doen, hoe zal je kunnen leven? Je zult geen volgelingen meer hebben, niemand zal nog naar je willen luisteren. ”Wanneer er slechts vijf mensen zijn die willen luisteren, die willen leven, die hun gezichten hebben gericht op de eeuwigheid, dan zal dat toereikend zijn. Wat voor zin heeft het om duizenden te hebben die het niet begrijpen, die volledig ingepakt zijn door vooroordeel, die niet het nieuwe willen, maar liever het nieuwe willen vertalen naar hun eigen steriele, stilstaande zelf? Wanneer ik krachtig spreek, begrijp me dan alstublieft niet verkeerd, het is niet het gevolg van een gebrek aan compassie. Wanneer je naar een chirurg gaat voor een operatie, is het dan niet goedhartig van hem om je te opereren ondanks dat hij je pijn zal doen? Daarom, op gelijke wijze, spreek ik vrijuit. Het is niet vanwege gebrek aan echte affectie – in tegendeel.

Zoals ik gezegd heb, heb ik maar één bedoeling: om de mensheid vrij te maken, hem naar vrijheid aan te sporen, hem te helpen afstand te nemen van alle beperkingen, want alleen dat zal hem eeuwige vreugde geven, zal hem de onvoorwaardelijke realisatie van het zelf schenken.

Omdat ik vrij ben, niet geconditioneerd, heel – niet een deel, niet de betrekkelijke, maar de gehele Waarheid die eeuwig is – wil ik dat zij die mij proberen te begrijpen vrij zijn; niet om mij te volgen, niet om van mij een kooi te maken die een religie zal worden, een sekte. Maar beter zouden ze vrij zijn van alle angsten – van de angst voor religie, van de angst voor redding, van de angst voor spiritualiteit, van de angst voor liefde, van de angst voor de dood, van de angst voor het leven zelf. Zoals een artiest een schilderij maakt omdat hij genoegen schept in dat schilderij, omdat het zijn zelf-expressie is, zijn glorie, zijn welzijn, zo doe ik dit en niet omdat ik ook maar iets van wie dan ook wil. Jullie zijn gewend aan autoriteit of aan de sfeer van autoriteit waarvan jullie denken dat die jullie zal leiden naar spiritualiteit. Jullie denken en hopen dat een ander, door zijn uitzonderlijke krachten – een wonder – jullie naar een gebied kan brengen van eeuwige vrijheid die Vreugde is. Jullie hele blik op het leven is gebaseerd op die autoriteit.

Jullie hebben nu drie jaar naar mij geluisterd zonder dat er enige verandering optrad, behalve bij een paar. Ontleed nu wat ik zeg, wees kritisch zodat je grondig, fundamenteel zult begrijpen. Wanneer je zoekt naar een autoriteit om je naar spiritualiteit te leiden dan ben je automatisch geneigd om een organisatie te vormen rond die autoriteit. Juist door het instellen van deze organisatie die, zo denk je, deze autoriteit zal helpen je naar spiritualiteit te leiden, word je gevangen in een kooi.

Wanneer ik vrijuit praat, onthoud dan dat ik dat doe, niet uit ruwheid, niet uit wreedheid, niet vanwege enthousiasme voor mijn doel, maar omdat ik wil dat jullie begrijpen wat ik zeg. Dat is de reden dat jullie hier zijn en het zou zonde van de tijd zijn wanneer ik mijn zienswijze niet helder en duidelijk zou uitleggen. Gedurende achttien jaar hebben jullie je voorbereid op deze gebeurtenis, op de Komst van de Wereldleraar. Gedurende achttien jaar hebben jullie georganiseerd, hebben jullie gezocht naar iemand die een nieuwe vreugde aan jullie harten en geesten zou geven, die jullie hele leven zou transformeren, die jullie een nieuw begrip zou geven; naar iemand die jullie zou optillen naar een nieuw niveau van leven, die je een nieuwe bemoediging zou geven, die je vrij zou maken – en zie wat er nu gebeurt! Bedenk eens, beredeneer dit voor jezelf, en ontdek in welk opzicht dat geloof je veranderd heeft – niet de oppervlakkige verandering van het dragen van een badge, wat triviaal is, absurd. Op welke manier heeft zo’n geloof alle niet-essentiële dingen van het leven weggevaagd? Dat is de enige manier om het te beoordelen: op welke manier ben je vrijer, voornamer, gevaarlijker voor elke Maatschappij die gebaseerd is op het onware en het niet-essentiële? Hoe zijn de leden van deze organisatie van de Ster anders geworden? Zoals ik zei hebben jullie je achttien jaar voorbereid voor mij. Het maakt me niet uit of jullie geloven dat ik de Wereldleraar ben of niet. Dat is niet erg belangrijk. Omdat jullie behoren tot de organisatie van de Orde van de Ster hebben jullie je sympathie en je energie gegeven, erkennend dat Krishnamurti de Wereldleraar is – gedeeltelijk of geheel: geheel voor hen die echt aan het zoeken zijn, slechts gedeeltelijk voor hen die tevreden zijn met hun eigen halve waarheden.

Jullie hebben je voorbereid gedurende achttien jaar en zie hoeveel moeilijkheden er zijn in de manier van je begrip, hoeveel complicaties, hoeveel triviale dingen. Je vooroordelen, je angsten, je autoriteiten, je oude en nieuwe kerken – deze allemaal, zo beweer ik, zijn een hindernis voor begrip. Ik kan mezelf niet duidelijker uitdrukken dan zo. Ik wil niet dat jullie het met mij eens zijn, ik wil niet dat jullie me volgen, ik wil dat jullie begrijpen wat ik zeg. Dit begrip is nodig omdat je geloof je niet getransformeerd maar je alleen maar ingewikkelder gemaakt heeft en omdat jullie niet bereid zijn om de dingen onder ogen te zien zoals ze zijn. Jullie willen je eigen goden hebben – nieuwe goden in plaats van de oude, nieuwe religies in plaats van de oude, nieuwe vormen in plaats van de oude – allemaal even waarde-loos, allemaal barrières, allemaal beperkingen, allemaal steunkrukken. In plaats van oud spiritueel onderscheid hebben jullie nieuw onderscheid, in plaats van oude aanbiddingen hebben jullie nieuwe. Jullie zijn allemaal afhankelijk voor je spiritualiteit van een ander, voor je geluk van een ander, voor je verlichting van een ander; en hoewel jullie je hebben voorbereid op mij gedurende achttien jaar zijn jullie niet bereid het ook te doen wanneer ik jullie zeg dat al deze dingen onnodig zijn, wanneer ik zeg dat je ze allemaal weg moet doen en dat jullie voor de verlichting in jezelf moet zoeken, voor de glorie, voor de zuivering en voor de onkreukbaarheid van het zelf. Er zijn er wellicht een paar, maar weinigen, zeer weinigen. Waarom dan een organisatie?

Waarom hebben onwaarachtige, hypocriete mensen mij gevolgd, de belichaming van Waarheid? Onthoud alstublieft dat ik niet iets ruws of onvriendelijks zeg, maar we hebben een situatie bereikt waarin we de dingen onder ogen moeten zien zoals ze zijn. Ik zei vorig jaar dat ik geen compromis zou sluiten. Zeer weinigen luisterden toen naar me. Dit jaar heb ik het heel duidelijk laten blijken. Ik weet niet hoeveel duizenden mensen over de wereld – leden van de Orde – zich op mij voorbereid hebben gedurende achttien jaar en nu toch niet bereid zijn om onvoorwaardelijk te luisteren, geheel, naar wat ik zeg.

Zoals ik hiervoor zei is mijn bedoeling om de mensheid onvoorwaardelijk vrij te maken, omdat ik beweer dat de enige spiritualiteit de onkreukbaarheid is van het zelf die eeuwig is, is de harmonie tussen rede en liefde. Dit is de absolute, onvoorwaardelijke Waarheid die het Leven zelf is. Daarom wil ik de mensheid vrij maken, erin verheugend zoals een vogel in de heldere lucht, onbezwaard, onafhankelijk, extatisch in die vrijheid. En ik, voor wie jullie je voorbereid hebben gedurende achttien jaar, zeg nu dat jullie vrij moeten zijn van al deze dingen, vrij van jullie complicaties, jullie verwikkelingen. Hiervoor is geen organisatie nodig gebaseerd op spiritueel geloof. Waarom een organisatie behouden voor vijf of tien mensen in de wereld die het begrepen hebben, die worstelen, die alle triviale dingen terzijde geschoven hebben? En voor de zwakke mensen kan er geen organisatie zijn om hen te helpen de Waarheid te vinden, want Waarheid is in iedereen; het is niet ver weg, het is niet dichtbij; het is eeuwig daar.

Organisaties kunnen je niet vrij maken. Niemand van buiten kan je vrij maken; evenzeer kan georganiseerde aanbidding, noch het opofferen van jezelf voor een doel je vrij maken; noch het jezelf tot een organisatie vormen, noch het jezelf in grote projecten storten. Je gebruikt een typemachine om brieven te schrijven, maar je zet die niet op een altaar en aanbidt het. Maar dat is wat je aan het doen bent als organisaties je allereerste zorg zijn.

“Hoeveel leden zijn er?” Dat is de eerste vraag die me gesteld wordt door alle kranten-verslaggevers. “Hoeveel volgelingen hebt u? Aan de hand van hun aantal zullen we beoordelen of wat u zegt waar is of onwaar.” Ik weet niet hoeveel het er zijn. Daar houd ik me niet mee bezig. Zoals ik al zei, als er slechts één mens zou zijn die vrij gemaakt zou zijn, dan zou dat genoeg zijn.

Nogmaals, jullie hebben het idee dat alleen bepaalde mensen de sleutel tot het Rijk van Vreugde bezitten. Niemand bezit hem. Niemand heeft de autoriteit om die sleutel te bezitten. De sleutel is je eigen zelf, en in de ontwikkeling en de zuivering en in de onkreukbaarheid van dat zelf alleen ligt het Rijkdom van Eeuwigheid.

Aldus zullen jullie zien hoe absurd de hele structuur is die jullie hebben gebouwd, zoekend naar hulp van buitenaf, afhankelijk van anderen voor je troost, voor je geluk, voor je kracht. Deze kunnen alleen gevonden worden in onszelf.

Jullie zijn eraan gewend om gezegd te worden hoe ver jullie je ontwikkeld hebben, wat je spirituele status is. Hoe kinderachtig! Wie buiten jezelf kan zeggen of je vanbinnen mooi of lelijk bent? Wie buiten jezelf kan zeggen of je onkreukbaar bent? Jullie zijn niet serieus wat dit soort zaken betreft.

Maar zij die echt verlangen om te begrijpen, die ernaar zoeken om te vinden dat wat eeuwig is, zonder begin en zonder eind, zullen samen hun weg gaan met een grotere intensiteit en zullen een gevaar zijn voor alles dat niet-essentieel is, voor onwerkelijkheden, voor schaduwen. En zij zullen zich concentreren, zij zullen de vlam worden, omdat zij begrijpen. Zo’n “lichaam” moeten we creëren en dat is wat ik voor ogen heb. Vanwege dat echte begrip zal er echte vriendschap zijn. Vanwege die echte vriendschap – die jullie blijkbaar niet kennen – zal er een echte samenwerking zijn van en met iedereen. En dit is niet vanwege autoriteit, vanwege gered te zullen worden, niet vanwege zelfopoffering voor een doel, maar omdat je echt begrijpt en daarom in staat bent om te leven in het eeuwige. Dit is iets groters dan alle genot, dan elke opoffering.

Zo zijn dit een paar van de redenen waarom ik, na zorgvuldige overwegingen gedurende twee jaar, deze beslissing heb genomen. Deze is niet het gevolg van een plotselinge impuls. Ik ben er niet toe overgehaald door wie dan ook. Ik word niet overtuigd wat dit soort dingen betreft. Gedurende twee jaren heb ik hier over nagedacht, langzaam, zorgvuldig, geduldig, en ik heb nu besloten om de Orde op te heffen, omdat ik nu eenmaal haar Hoofd ben. Jullie kunnen andere organisaties vormen en op iemand anders wachten. Daar heb ik niets mee te maken, noch met het maken van nieuwe kooien, nieuwe versieringen voor die kooien. Mijn enige zorg is om de mensheid absoluut, onvoorwaardelijk vrij te maken.”Unknown-1

 Opgeven voor gratis abonnement op nieuwe publicaties kan onder ieder artikel  of in de zijkolom . Welkom
De FB VERWANTENPAGINA voor aanvullen, reactie en vragen.
(Totaal aantal bezoeken: 5.461, 1 bezoekers vandaag)
  • Schrijf je in voor de maandelijkse nieuwsbrief van De Verwanten!